Rik Hermans, Pulle, Het is alles of niets – Deel 2

Rik Hermans, Pulle, Het is alles of niets

Deel 2

In het eerste deel van wat kortweg maar “de Rik Hermans story” genoemd zal worden heeft u al een beetje kennis kunnen maken met Rik Hermans en vooral het verhaal achter zijn woonplaats en de zakelijke kant van het duivenbestaan. In dit deel meer aandacht voor hoe het met Rik gelopen is als duivenmelker en veel aandacht voor zijn accommodatie!

Hoe het allemaal begon. De duivensport in Pulle startte met de jonge duiven in het jaar 2006 maar de carrière van Rik begon zo’n tien jaar eerder in 1995. Rik verzorgde toen de jonge duiven bij vader Jan. De toen nog zeer jonge Rik was direct een schrik voor de regionale en ook al spoedig de nationale concurrentie. Niet helemaal toevallig want de “zoon van Jan”, zoals hij destijds nog vaak genoemd werd, werd als het ware met een duif in zijn hart geboren. De liefde voor de renpaarden van het luchtruim was er al op jonge leeftijd, evenals een algemene liefde voor dieren. Helemaal vreemd was dat in die tijd ook niet want de compagnon van vader Jan was de gekende dierenarts Rob Hoekstra uit Riethoven.

Rik was helemaal gegrepen door het beroep dierenarts en ging op 11-jarige leeftijd in de vakanties al helpen bij Rob. ’s Morgens op het fietsje naar de praktijk en ’s middags samen met Hoekstra op pad. Er leek Rik niets mooier dan zelf ook dierenarts te worden. Helaas gooide op het voortgezet wetenschappelijk onderwijs, de voorbereidende studie om naar de universiteit te gaan, het vak natuurkunde roet in het eten. Dit vak is voorwaardelijk voor de studie diergeneeskunde en onze hoofdpersoon bleek er onvoldoende aanleg voor te hebben.

Dit resulteerde in een wisseling in het vakkenpakket die voor de latere carrière toch goed zou uitpakken. Economie lag Rik namelijk wel en dit leidde tot een vervolgstudie aan de HEAO. Een hogere beroepsopleiding gericht op het management van een bedrijf of onderdelen hiervan. Kennis die direct na de voltooiing van de opleiding in de praktijk kon worden gebracht bij sportblad De Duif want direct na zijn studententijd, die ondanks alle afleiding slechts 4,5 jaar duurde, trad Rik in dienst bij de uitgeverij. Veel van de werkzaamheden deed student Rik overigens ook al tijdens zijn studie.

Het bijkomende voordeel van het student zijn was dat er een zeer lange zomerstop / vakantie was. Ideaal als duivenmelker die zich toelegt op het spel met de junioren. Dit gebeurde vanaf 1996 op serieuze wijze. Als onderdeel van een totale verkoop van een politieagent uit Den Haag was er met de nodige moeite een hokje van drie meter verhuisd naar Waalre. Dit werd het jonge duiven domein van de toen net achttienjarige Rik.

Op dit hokje werd in 1996 voor het eerst met verduisterde jongen gespeeld, iets dat in die tijd nog niet zo’n gemeengoed was als tegenwoordig. Na een al zeer behoorlijk eerste jaar volgde in 1997 reeds de eerste grote prijs met de eerste asduif jong in de prestigieuze Wie Heeft Ze Beter competitie. Het topjaar echter werd 1999. In dat jaar werd acht keer de eerste gespeeld op twaalf vluchten. Veelal ook in groot verband.

De belangrijkste pijler onder het succes was destijds dat de jonge duiven dagelijks werden opgeleerd. Als student met lage vakanties was tijd immers geen probleem. Ook was het niet onbelangrijk dat er goed soort onder de pannen zat. In die jaren waren dat veelal duiven van Miel van den Branden (nazaten van onder andere de Witneus en de Dondersteen, twee broers van de wereldberoemde Golden Lady die Gerard Koopman kocht tijdens de Gouden Duif viering) . Door het succes ging Rik met hulp van het netwerk van vader Jan nog serieuzer op zoek naar goede duiven. Een voorbeeld hiervan vormde het Fenomeentje dat kwam via Dirk Leekens en voor prima nazaten zorgde.

De kwaliteit van de duiven en de prestaties die er mee geleverd werden plus het feit dat er niet met oude duiven gespeeld werd zorgden ervoor dat de meeste jongen na het jonge duiven seizoen verkocht konden worden. Hetgeen een leuke bijverdienste betekende voor de student. “Het was toen nog 100% hobby, van de opbrengst kon ik als student een eigen auto rijden”, aldus Rik.        

Rik Hermans

Het verhaal van de “Witneus”, de “Dondersteen” en de “Jaarling Dondersteen”. De jaarling was een kind van de Dondersteen. De Dondersteen en de Witneus werden verkregen via Miel Van den Branden, die goed bevriend was met (Louis en) Dirk van Dijck uit het toen nog voor de familie Hermans niet zo naburige Zandhoven. De Dondersteen en de Witneus waren volle broers van de nog beroemdere Golden Lady die dus na een verkoop van late jongen op De Gouden Duif viering naar Gerard Koopman verhuisde. Het waren feitelijk zo wat de eerste kinderen van de wereldberoemde Kannibaal en daarbij zijn Jan en Rik zijn zo ongeveer de enige liefhebbers ter wereld die twee broers van de Golden Lady bezaten omdat de moeder al vroeg stierf.

De Witneus en de Dondersteen tref je in 80 tot 90 procent van de duiven aan die de hokken in Pulle (en het kweekhok in Waalre) bevolken. Vooral door een heel belangrijke nazaat, de inmiddels ook zeer gekende “Jaarling Dondersteen”. Deze doffer vloog bij Miel destijds een twee keer een tweede op de halve fond. De “Jaarling” werd gekoppeld aan een directe Gebroeders Janssen duivin en dit bleek een uitstekende keuze. Van de eerste drie rondes, waren er op zes kinderen vijf goede! Inmiddels hebben nazaten van de “Jaarling Dondersteen” al zeker meer dan honderd eerste prijzen gewonnen.

De nieuwe stamvader van het hok Hermans, de Propere, is een kleinzoon van het koppel Jaarling Dondersteen maal Janssen duivin. Ook de winnaar van nationaal Chateauroux “Friendship” heeft nog het bloed van de “Jaarling” door de aderen stromen. Van vaderskant komt Friendship van een zoon van de Harry van Jan Hooymans . Van moederskant is het de “last one”, d.w.z. de laatste dochter van de koppeling Jaarling keer Janssen duivin. Deze duivin ging naar Jan uit Kerkdriel en hij kweekte er ook al een 9e Nationaal Bourges uit!

Terug naar de start in Pulle. Na enkele jaren niet met de duiven gespeeld te hebben wilde Rik op eigen benen staan. Inmiddels was hij al samen met zijn vrouw Cindy en nadat het huis in Pulle was gekocht kon de draad met de duiven weer opgepakt worden.

Niet onbelangrijk hierbij was een goed hok. Doordat Rik al sinds zijn jonge jaren tussen de topliefhebbers verkeerde had hij de juiste contacten en wist hij precies wat hij wilde. Hij koos voor een exacte kopie van het hok van Kees Bosua die in diezelfde periode een nieuw hok had laten bouwen. Exact hetzelfde is exact hetzelfde dus toog dezelfde hokkenbouwer zuidwaarts richting Pulle.

De afdeling voor de jonge duiven

Juist op tijd voor de start van het jonge duiven seizoen 2006 was het eerste deel van het hok, het onderkomen van de jonge duiven klaar. Het tweede deel van het hok, het onderkomen voor de oude duiven, volgde in het naseizoen van 2006. Sindsdien is er nog geen spijker in het hok geslagen. Het is nog identiek aan de oplevering! Best wel opmerkelijk dus daarom een uitgebreide beschrijving bij de foto’s.

Het jonge duivenhok bestaat uit drie ruime afdelingen, allen voorzien van een ruime volière. De volières zijn aan alle zijden dicht en in de voorzijde zit gaas. De vloer is voorzien van roosters. Om niet te veel ongedierte aan te trekken en om een goede band met de jonge duiven te onderhouden wordt er gevoerd op ruime voertafels. Als waterbak is in iedere volière een voerbakachtige voorziening met drinkgoot geplaatst (zie foto).

Drinkbakken voor de jonge duiven die de mand simuleren

In ieder nachthok is plaats voor maximaal veertig jonge duiven. Twee hokken liggen direct naast elkaar en hierop kan met de schuifdeur gespeeld worden. In de praktijk zitten hier de jongen van de eerste ronde, zo’n vijfenzestig stuks. Het derde hok dat van de overige twee gescheiden wordt door een gang, is voor de jonge duiven van een latere ronde, zo’n vijfentwintig in getal.

Op de vloer van alle jonge duivenhokken liggen maiskolven. “Deze blijven lekker droog en kunnen niet zo makkelijk verplaatst worden”, aldus Rik! De hokken zijn dan ook functioneel schoon. In het seizoen behoeft de vloer dus niet geschrapt te worden. Slechts de zitplaatsen worden regelmatig gereinigd.

De verluchting is ook identiek aan die van de hokken van de Dordtse topper. Ondanks de klassieke pannen is er namelijk sprake van het zogenaamde “dichte doos-systeem”. Het hok is geheel gesloten op altijd openstaande ramen na. Deze ramen die toegang geven tot de volières staan namelijk dag en nacht open. Zomer en winter. Slechts in de periode dat er verduisterd wordt, worden ze ’s avonds gesloten en ’s morgens geopend. In de praktijk kunnen de jonge duiven dus kiezen waar ze zitten en dit is vaak “buiten”.

Het onderkomen van de oude duiven bestaat eveneens uit drie afdelingen. Twee staan in het verlengde van de het jonge duiven hok en herbergen zo’n vierentwintig broedhokken, waarvan er in het seizoen twintig gevuld zijn. Op de vloer ligt stro dat eenmaal per jaar ververst wordt. Ook hier worden slechts de zitplaatsen d.w.z. de broedhokken gekuist. De afdelingen worden gescheiden door een schuifdeur maar deze staat altijd open.

De duiven in deze hokken hebben niet de beschikking over volières dus is er wel sprake van verluchtig via het plafond/dak. Ook hier is het recht toe rechtaan zonder ingewikkelde systemen. Er is ooit een strook gaas in het plafond aangebracht over de lengte van het hok, echter door de jaren heen is dit gaas een beetje verstoft geraakt ……

Om het klimaat op deze twee dofferafdelingen te regelen wordt er in het voorjaar gebruikt gemaakt van vloerverwarming, gestuurd door een hygrostaat. Ooit stuurde Rik de verwarming handmatig aan, hetgeen echter toch tot mindere prestaties bij de doffer leidde waardoor er na een seizoen al weer mee gestopt werd.

Opmerkelijk is tenslotte dat de ramen in deze twee afdelingen een driedubbele functie hebben. Ze zorgen voor de enige lichtinval in het hok, ze fungeren als uitvliegraam omdat ze naar beneden geklapt kunnen worden en tenslotte dienen ze als valplank. In het kozijn, op het glas, wordt er dan een plankje gelegd waarop de duiven landen (zie foto)!

De laatste afdeling van het hok wordt gevormd door het zo klassieke en karakteristieke punthokje dat dwars geplaatst is op de rest van het hok. In Dordrecht heeft dit punthokje dit najaar plaats moeten maken voor meer volièreruimte maar bij Rik in de achtertuin staat dit hokje nog in volle glorie te pronken. In dit hokje, dat van binnen een stuk groter is dan het van buiten lijkt, huizen de weduwduivinnen en is er tevens ruimte voor de opslag van manden, voer, enzovoort. De inrichting van het duivinnenhok is zeer sober. Twintig zitschapjes aan de muur en op de vloer liggen in het seizoen een soort rolletjes om aanlopen te voorkomen.

Geen grote liefhebber. Rik Hermans is geen grote liefhebber. In de winter, een periode wanneer er feitelijk (te) weinig tijd is voor de duiven bewonen vierentwintig doffers en evenveel duivinnen de twee grote afdelingen van het jonge duivenhok. Het oude duiven hok staat dan leeg. Bij vader Jan huizen in deze periode vijfendertig kweekkoppels, waaronder negen koppels voor de overnacht. Uit deze kweekstal komen in het voorjaar verdeeld over twee rondes zo’n negentig jonge duiven richting België. Het oude duiven bestand is dan teruggebracht tot twintig koppels dus van overbevolking is op de ruime accommodatie zeker geen sprake!

Gezien de lengte van de reportage wil ik het hier voor Deel 2 bij laten. Voor “het spel” verwijs ik u graag naar het binnenkort te verschijnen Deel 3.

 Michel Beekman, Aalsmeer!