Verwachtingen en teleurstellingen

Verwachtingen en teleurstellingen

Zondag 14 augustus 2016. De laptop was deze morgen bezet dus volgt het wekelijkse schrijfsel wat later dan de afgelopen weken. Eerst werden de duiven verzorgd. Niet voordat ik op mijn smartphone toch nog even een blik had geworpen op de Olympische prestaties van twee favorieten uit de Nederlandse delegatie. De verwachtingen waren groot, zeg maar torenhoog. De realiteit was teleurstellend. Beide dames wisten het erepodium niet te bereiken.

Gek genoeg gebeurt het wel vaker dat de werkelijkheid weerbarstiger is als het hele land denk dat de gouden medaille wel even opgehaald kan worden. Bij de ene atlete was de wens wellicht de vader van de verwachting, terwijl bekeken met een beetje gezond verstand een podium plaats al heel bijzonder zou zijn geweest.  De talentvolle atlete bezit nu eenmaal niet de ervaring die haar concurrentes wel hebben, vooral bij de zo cruciale start. De tijd van deze topper in spé komt nog wel. Wellicht nog deze week.

Bij de andere atlete is het eigenlijk “een ander paar mouwen” zoals onze zuiderburen dit kunnen zeggen. In haar geval was er eigenlijk sprake van het reeds vooraf aangekondigde verlies. Op een korte opleving na loopt het al de hele cyclus tussen de huidige en vorige Olympiade voor geen meter. Als dan de hele ploeg in de betreffende sport ook niet presteert mag het geen verrassing heten dat de zo vurig gewenste medaille uit blijft. Sterker nog het was een wonder geweest als het wel gelukt was.

De jongen van 21015 in hun nieuwe voliere

In de duivensport is het niet veel anders. Onze sport hangt zo ongeveer van verwachtingen en teleurstellingen aan elkaar. Vele liefhebbers, beginnelingen en zelfs vele ervaren melkers, koesteren wekelijks de verwachting op een topuitslag. Op de dag van inkorving zitten ze vol vertrouwen in het clublokaal. Soms stilletjes dromend maar vaak ook luidsprekend over hun “goede blauwe” die het de andere dag wel even zal gaan maken. Vooral als het gerstenat rijkelijk vloeit nemen de kansen op succes de andere dag glas naar glas of flesje naar flesje toe.

Op de dag dat het dan echt moet gebeuren is er dan vaak sprake van hoofdpijn. Soms letterlijk door het bekende biertje teveel, soms figuurlijk of toch ook zelfs letterlijk door de teleurstelling. De verwachtingen lopen namelijk ook bij veel liefhebbers in onze sport vaak niet synchroon met de kwaliteit van de duiven en de inzet, kennis en ervaring van de melkers in kwestie. Om over de goede voorbereiding nog maar niet te spreken.

Slechts bij een enkeling komen de successen letterlijk uit de lucht vallen maar bij de meeste liefhebbers die in het snuitje van de uitslag zitten is dit echt geen toeval. Als ik naar de grote mannen bij ons in de regio kijk zijn dit allen mannen die al jaren in de sport zitten en ook al jaren goed spelen. Ze zijn in hun jonge jaren door schade en schande wijzer geworden of ze zijn goed begeleid. Vaak zijn ze door een vader, opa, buurman of gewoon een andere liefhebber op weg geholpen waarna ze het talent bleken te hebben dit verder uit te bouwen.

De kampioenen van nu gingen toe ze starten vaak al na korte tijd op zoek naar  goede duiven omdat de duiven die ze kregen van Jan, Piet en Klaas niet bleken te voldoen. Na eenmaal een betere duif gevonden te hebben bleven ze vervolgens uitkijken naar nog betere. Stilstand is immers achteruitgang.

Ook optimaliseerden ze het hok waarop gevlogen werd vaak net zolang tot de conditie van de duiven in orde bleef. Bij een enkele kampioen lukte dit gelijk maar de meeste zijn jaren aan het timmeren voordat ze het goede milieu gevonden hebben. Vaak kopiërden ze een hok van een andere kampioen echter ook dit is nog geen garantie voor succes. Iedere hok staat op een andere plaats waardoor de invloeden van weer en wind anders zijn. Hierdoor zijn dan ook op deze hokken aanpassingen nodig en de goede liefhebber rust niet voordat hij deze gerealiseerd heeft. Mijn persoonlijke ervaring hierbij is dat het vaak om kleine verbeteringen gaat die uiteindelijk het verschil maken.

Naast bovenstaande heeft de succesvolle duivenmelker in de regel een tomeloze inzet. In de dertig jaar die ik bij kampioenen op het hok kom heb ik nog nooit een kampioen aangetroffen die er met de pet naar gooide. Vroeger kon je bij de meeste kampioenen letterlijk bijna van de vloer eten. Iets dat door de evolutie in onze sport niet echt nodig meer is. Roosters of bodembedekkers als bijvoorbeeld maiskolven vormen een goed alternatief. De vrijkomende tijd wordt door de echte topmelker ingezet om zijn duiven te nog beter te begeleiden, bijvoorbeeld door te trainen / te lappen.

Daarnaast kennen de meeste toppers een vaste regelmaat. Wederom iets minder extreem als vroeger toen sommige melkers letterlijk op de minuut af naar hun duiven gingen maar toch nog wel met een vast ritme.

Bij dit alles heeft de echte topliefhebber een plan en/of een planning waaraan hij of zij vasthoudt. Op hoofdlijnen ziet ieder jaar er hetzelfde uit. Alle belangrijke zaken als koppelen, kweken, scheiden, enten, starten met loslaten, lappen, etc. gebeurt min of meer op het zelfde moment. Er mag eens een dag of wat, of hoogstens een week of twee weken, tussen zitten, het basissysteem is hetzelfde. Dit biedt namelijk houvast. Iets waar zelfs de topliefhebbers op zoek naar zijn. Ook topliefhebbers hebben namelijk last van onzekerheid maar proberen dit tot een minimum te beperken door zoveel mogelijk vastigheden in hun wijze van duiven houden in te bouwen.

Een andere vorm van houvast vormt het voersysteem. Ik ken geen enkele liefhebber die goed speelt (en zeg maar bij de regio kampioenen hoort) die maar wat aanrommelt met het voer en de hierbij behorende producten. De meesten volgen een systeem dat ze door de jaren heen geperfectioneerd hebben. De voordelen van het vasthouden aan het voersysteem zijn evident. Als je maar lang genoeg dezelfde methode hanteert krijg je bijna als vanzelf duiven die het gaan doen op deze methode. Veel onervaren liefhebbers (of degenen die het nooit leren) maken de fout om bij de eerste de beste tegenslag gelijk het voersysteem om te gooien.

Ditzelfde geldt voor medicijngebruik. De meeste toppers die ik ken proberen het medicijngebruik tot een minimum te beperken. Velen hebben gemerkt dat de vorm makkelijker komt en blijft als er niet te fors uit de medicijn-pot geschept wordt. Degenen die wel medicijnen gebruiken doen dit met mate, vaak ook volgens een vast systeem en zelden ad hoc.

Als topmelkers al van hun systeem afwijken is dit omdat ze aanvoelen dat er iets niets pluis is. Vaak consulteren ze dan ook nog even snel een dierenarts voordat ze ingrijpen. Ze gaan namelijk in de regel op zeker en zullen geen medicijnen geven als het niet nodig is. Bovendien is niet hun teveel.

Het succes van de meeste liefhebbers die je altijd vooraan in de uitslag leest is dan ook geen toeval. Dit onderscheidt ze ook van de “gewone melkers”. Deze laatste groep hoor je in deze fase van het seizoen volop.  Het seizoen begint tegen het einde te lopen en velen maken de balans op. Een balans die in veel gevallen niet positief uitvalt. Momenteel lees en hoor ik namelijk veel teleurgestelde liefhebbers. Het “S-woord” valt weer regelmatig en dat is een jammerlijke zaak. We kunnen in onze sport namelijk iedere liefhebber goed gebruiken en moeten dan ook proberen de liefhebbers die dreigen af te haken binnen boord te houden. Iets waar de goede liefhebbers een belangrijke rol in kunnen vervullen door bijvoorbeeld een liefhebber die wel wil maar niet tot de gewenste resultaten komt onder hun vleugels te nemen.   

Pont St. Maxence

Over resultaten gesproken. Gisteren werd bij ons in de afdeling reeds de laatste jonge duivenvlucht afgewerkt. In het hopeloos slechte programma was het de enige jonge duivenvlucht met twee nachten mand voordat over twee weken de sector vlucht vanuit Sens op het programma staat. Geen ideale voorbereiding als er op Sens in sectorverband gevlogen moet worden tegen junioren van een afdeling die op dat moment al vier keer twee nachten mand gehad hebben. Niet alleen zijn deze duiven gewend om te drinken in de mand, ook zijn ze beter “afgehard” om de kilometers te vliegen. Niet toevalligerwijs krijgen de Noord Hollandse duiven op de sectorvluchten de laatste jaren bijna geen poot meer aan de grond.

Maar goed de vlucht vanuit Pont St. Maxence kende een goed verloop, al was aan sommige duiven duidelijk te zien dat ze drinkbak niet, of moeizaam, konden vinden. Ze vielen namelijk met hangende vleugels op de klep.

De snelste duiven vielen wederom in rayon F. Ditmaal was Herman Wouters uit Amstelveen de sterkste. Met deze zege toonde Herman aan dat er na zijn herstart de komende weken, en komend jaar, weer rekening moet worden gehouden met deze gedreven man uit Amstelveen. Het was overigens een nipte overwinning want de tweede en derde duif van respectievelijk Ali Khodair uit Aalsmeer en Hans Half uit Amstelhoek werden geklokt in dezelfde meter! Hans Half zal het missen van de NPO-zege echter wel makkelijk verteren want hij pakte een Gouden ring en behaalt zo de derde hoofdprijs!

De winnaars per rayon:

Rayon A: Gerard Tromp, Castricum – 1391 mpm

Rayon B: M. Stevens, Haarlem – 1396 mpm

Rayon C: Heynis & van Leeuwen, Wormerveer – 1416 mpm

Rayon D: Gerard Veken Junior, Hoorn – 1415 mpm (de 3e week achter elkaar de 1e)

Rayon E: Matty Tump, Landsmeer – 1435 mpm

Rayon F: Herman Wouters, Amstelveen – 1439 mpm

    

OP EIGEN HOK

Hier valt weinig te melden. Het was een weekeinde zonder spanning want er werd op geen enkele vlucht om de punten gevlogen. Leren en in het ritme blijven was het devies. Op naar Minderhout in het kader van de navluchten. Hopelijk lukt het om nog een paar duivinnen aardig op tijd te klokken. Tegen het jonge duivengeweld zal dit geen eenvoudige zaak worden maar niet geschoten is altijd mis. Afwachten dus maar weer …. Tot volgende week.

Michel Beekman