Een interessant forum

Een interessant forum

Zondag 11 oktober 2015. Het afgelopen weekeinde stonden er twee interessante fora op de rol. Op vrijdagavond kon je een aantal toppers (Verbree, Verkerk en Jurriens als ik het goed onthouden heb) aanhoren in Renkum, bij PV Airborne. Op zaterdagmiddag kon er worden afgereisd naar de firma HABRU in Doetinchem. Een aantal echte fanatiekelingen bezocht beide fora, zelfs koos ik voor het de derde maal in vier jaar voor het forum bij de spoetnik- en volièrebouwer. 

???????????????????????????????

Sommige sportvrienden vragen zich af waarom ik, en natuurlijk ook andere mensen, deze fora bezoeken. Ik kan natuurlijk alleen voor mijzelf spreken maar waar een ander misschien uitkijkt naar een avondje in de kroeg met vrienden kan ik persoonlijk echt uitkijken naar een forum.  Hiervoor is een aantal reden te noemen.

Ten eerste ben ik altijd op zoek naar verbetering. Ik lees veel, zie veel en spreek veel mensen maar toch blijft er die drang om die ene gouden nog ontbrekende tip te horen. Vaak hoor je die ultieme tip niet en wordt je slechts  bevestigd in hetgeen je al weet. Echter als ik uit de mond van een topper maar een klein puntje hoor dat mijn systeem of wijze van duivenhouden weer een stukje verder kan volmaken is het bezoek aan een forum al geslaagd.

Ten tweede ontmoet je bij bezoeken aan fora vaak interessante mensen. Meestal zijn dit vrienden of bezoekers maar soms zijn dit de forumleden zelf. Het komt zelfs voor dat ik een forum bezoek om de simpele reden dat ik bevriend ben met een van de forumleden of een van de bezoekers. Melkers uit een andere regio die je niet zo vaak spreekt waardoor het forum een leuke gelegenheid is om even persoonlijk contact te hebben. Zo sprak ik gisteren voor het eerst in levende lijve met een sportvriend uit Zoetermeer. Tot op heden hadden we slechts via internet contact en dan blijft het grappig dat je amper weet hoe iemand er uitziet.

Tenslotte blijft een forum een gezellige onderbreking van het stille seizoen. Zoals bekend vind ik de stille tijd zonder vluchten maar lang duren en ben ik ook geen groot fuifnummer (terwijl ik de feestjes wel vrijwel altijd bezoek), dus bieden fora de mogelijkheid om lekker te luisteren naar topliefhebbers en te bomen over duiven.

 

Het HABRU forum

De sprekers van dienst in Doetinchem waren Reind Breman, Albert Derwa, Raf Herbots (naast dierenarts ook duivenliefhebber) en Henk Scheffel. Onder leiding van Gertjan Beute kwamen vrijwel alle actuele onderwerpen aan de orde.

???????????????????????????????

Per item noteerde ik wat highlights (al tikkend op mijn Blackberry hetgeen niet zo vlug gaat waardoor ook wel eens een uitspraak of een deel ervan gemist werd).

De rui:

Over de verzorging werd gek genoeg niet zoveel gesproken. Slechts over de ruitijd, wellicht omdat dit de actuele periode van het jaar is. Geen van de melkers deed schokkende uitspraken. Allen voerden genoeg, met aan dit voer (al dan niet één of meerdere ruimengelingen) een toevoeging van wat kleine zaden. Ook gaven ze twee keer in de week een bad. De duiven bleven bij een ieder binnen.

Behalve bij Derwa zaten de duiven ook nog bij elkaar hetgeen geen verwondering opwekt omdat in België iedereen aan winterkweek doet.

Paratyfus, wat hieraan te doen:

Behalve Breman kuurden alle drie de toppers tijdens de rui. De middelen varieerden. Derwa en Scheffel gebruiken Parastop. Herbots kuurt daarentegen op grond van de resistentie van bepaalde stammen vaker met amoxicilline clavulaanzuur of zelfs doxycycline. Scheffel ent zijn duiven sinds hij vele jaren terug problemen had.

Uit de zaal kwam de onvermijdelijke vraag of enten nu wel of niet goed was ter bestrijding. Herbots liet hierover geen twijfel bestaan. Enten paratyfus is volgens hem behalve goed voor de weerstand tegen Paratyfus ook goed voor de algemene weerstand. “Met iedere enting wordt een duif sterker”, aldus Herbots. Enten tegen Paratyfus zal in de toekomst zelfs wellicht verplicht worden om het verbruik antibiotica te beperken. Als entstof gebruik de dierenarts uit Velm, nabij Sint Truiden, Zoosal-T. Levende entstof met een stabiele samenstelling van een echte fabrikant.

Hokken en hokkenbouw:

Dit onderwerp is natuurlijk het paradepaardje van Reind Breman. Zo smakelijk als Reind hierover kon spreken valt nauwelijks te verwoorden. Hij wees echter op het grote belang van het vermijden van luchtdrukverschillen. Er moet niet meer wind/lucht in een hok kunnen dan er uit kan. Hierdoor krijg je overdruk en dat is funest voor een duif. De wind/lucht moet niet in een te grote hoeveelheid in het hok kunnen want dit creëert de overdruk (als de aangevoerde lucht er niet weer snel uit kan).  Dit beïnvloedt de luchtwegen, Breman sprak zelfs over het oriëntatie-orgaan. Hij wees op de rotsduiven in het wild die ooit leefden in een grot met bij voorkeur een opening op het zuiden. Een goed hok moet hieraan voldoen. Het zogenaamde dichte doos principe met een dichte nok, en bij voorkeur een opening op het zuiden. Een hok dat bovendien temperatuur moet vasthouden. Al dan niet gesteund door verwarming.

De andere melkers werd ook gevraag naar hun ervaringen en hun hokken.

Derwa meldde dat hij niet veel verluchting in zijn hokken nodig omdat er weinig duiven in zitten.

Scheffel had wel regelmatig probleem met de neusdoppen. Het deed hem zoeken naar verbetering. In de winter van 2014 op 2015 (notabene na zijn superseizoen) isoleerde hij de kappen, e.d. Het bracht niet het gewenste resultaat. Dus maakte hij na het seizoen 2015 de hele nok dicht en haalde hij raam er uit dat toegang gaf naar de volières. In de volières werd windbreekgaas geplaatst waarmee gespeeld kan worden (lees meer of minder toegang van lucht). “De eerste resultaten lijken veelbelovend”, aldus Scheffel.

Herbots antwoorde dat een goed hok vaak onverwachts ontstaat. Een kleine aanpassing kan al een grote resultaatverbetering geven. Ook zijn zoon en hij spelen met het windbreekgaas op volière. Een interessante opmerking was dat er nooit sprake was van overbevolking op goed hok. Niet in de zin dat er niet teveel duiven in een hok moeten zitten maar andersom. Een goed hok kan heel veel duiven bevatten …. Een goed hok heeft geen groter verschil tussen dag en nacht temperatuur dan 12 graden Celsius.

???????????????????????????????

Jonge duivenverliezen:

Scheffel antwoordde oprecht dat dit ook bij hem een groot probleem is. Het ene jaar is beter dan het andere maar toch raakt hij er veel te veel kwijt ondanks herhaaldelijk wegbrengen (10 tot 12 keer). Dit wegbrengen verliep goed en ze leerden veel doordat ze een aantal keer in kleine koppeltjes of stuk voor stuk naar huis kwamen.  Ze trainden goed en toch waren er op de eerste vlucht 40 weg van de 87. Scheffel zoekt de oorzaak in de gezondheid en dan met name de luchtwegen. Henk Scheffel gelooft niet in de invloed van zendmasten, etc. omdat zijn groepje latere, onverduisterde jongen wel goed af kwam (na de navluchten slechts 3 weg van de 18). Scheffel ziet in deze  zomerjongen ook goede duiven voor de toekomst ondanks hun mindere opleiding.

Herbots meldde dat hoe jonger de duiven opgeleerd worden hoe beter het is. Dit opleren vindt plaats vanaf maand na spenen van de laatste groep jongen (deze worden medio februari op de hokken geplaatst). Elke dag gaan de duiven weg. “Opbouwen van 5 tot 25 km en zo’n 30 keer weg”, aldus Herbots. “Bij een slechte vlucht opleervlucht terug korter bij en opnieuw opleren”. Na dit leerprogramma tot 25 km gaan de duiven direct mee met de reiswagen naar 107 km. Herbots gelooft absoluut niet in poeders over het voer om verliezen te beperken ….

Derwa adviseerde Herbots enkele jaren geleden bovenstaand systeem.  Het valt hem echter op dat de duiven op de vluchtdag nog wel redelijk naar huis druppelden maar de dag nadien nauwelijks meer door komen.  

Sommigen aanwezigen in de zaal dachten dat dit laatste wellicht kwam “doordat de tank leeg was”, alle forumleden voeren hun duiven nog meer dan voldoende op de dag van de inkorving. Bij Derwa gaan ze altijd met een goed gevulde krop in de mand. Hierdoor leren ze sneller drinken. Overigens voert Derwa altijd maar een keer per dag. ’s Morgens krijgen zijn duiven slecht wat snoepzaad en vers grit.

Breman was van mening dat de drift van de duiven van de goede liefhebbers het probleem veroorzaken. “De afstanden zijn tekort en de duiven vliegen te ver door met de koppel. Alleen de duiven die door de koppel worden achtergelaten komen op deze korte vluchtjes makkelijk thuis”.  Ook had hij nog een andere opmerkelijke uitspraak. “Jonge duiven die bij moeilijke omstandigheden (regen, donker weer) op een wedvlucht wegraken maar daarvoor goed naar huiskwamen moet je ophalen. Dit worden de goede duiven”.

Weduwduivinnen:

Albert Derwa is gekend om zijn uitstekende spel met de duivinnen. Om die reden vroeg ik hem persoonlijk naar zijn methode. Helemaal duidelijk / helder was zijn antwoord niet. Toch maar een poging tot een samenvatting.

De duivinnen zitten los op het hok. Ze zitten op kapelletjes voor de broedhokken. De doffers huizen op een ander hok. Dit betekent dat ze wel vaak aanlopen maar “de parende duivinnen zijn de beste”. Op de Vitesse is dit probleem het grootst. Ze zijn dan te vroeg in de week weelderig. Derwa plaatst dan één van de twee dames in de volière. Zodra de kleine halve fond begint is dit probleem minder groot omdat de duiven de eerste dagen nog geen behoefte hebben aan hun lesbische partner. Ze kijken dan pas het  tweede deel van de week weer naar elkaar.

Bij inkorving mogen de duiven bij één nacht mand altijd een uur bij elkaar. Het draait om de motivatie de partner is altijd thuis. Een lesbisch koppeltje wordt extra gemotiveerd door één van de duivinnen bijvoorbeeld toch de doffer te tonen en de ander te laten toekijken. Ze gaan alle weken mee, zo’n 14 tot 18 keer.

Qua voer wordt er heel licht maar genoeg voer verstrekt. Ook de duivinnen krijgen alleen ’s middags voer, voor het los laten. ’s Morgens krijgen ze snoep en grit. Ondanks dit voer trainen ze kort. “Ze trainen niet omdat ze veel drang naar het hok hebben en dat is goed”, aldus Derwa.

Zijn goede jonge duivinnen zijn vaak ook zijn goede oude duivinnen maar vaak zijn het ook matige jonge duivinnen die zich ontpoppen tot goede topper als oude duivin.

Derwa laat zijn duivinnen na de vlucht nog eens op eieren komen omdat hij altijd problemen heeft met de leg. Vooral bij zijn topduivinnen. Herbots vulde hierop aan dat goede duivinnen veel mannelijk hormoon hebben en hierdoor slecht leggen.  “Meer laten leggen houdt de vrouwelijke hormoonspiegel op peil”.

Opvallend is dat bij Derwa vaak de beste vliegjongen komen uit de beste vliegduiven.

Massa inkorvers hoe mee omgaan?

Herbots, de eigen trek creëren kan in België niet. De vraag is wat is een massaspeler? Naar de mening van Herbots zijn deze liefhebbers gevaarlijker als ze met een kleiner aantal gaan spelen. Bovendien voor ziet hij een risico van te kleine concoursen. Qua kosten en ook commercieel zijn die niet interessant. Goede duiven en goede spelers bepalen de trek en stimuleren elkaar.

Scheffel vindt dit een moeilijke zaak. Ze vliegen ook gewoon goed en hiervoor heeft hij veel respect. Het gaat vooral om goede duiven. Bovendien worden ze in de kampioenschappen door het 1:10 plus aangetekende vliegen al behoorlijk afgeremd. Het echte probleem ziet hij alleen met teletekst vluchten

Derwa is blij dat er in België grote spelers zijn omdat hij er nog geld van kan winnen.

Welke kenmerken heeft een super? Zijn ze te herkennen?

Derwa gaf aan dat zijn superduiven heel tam en rustig in het hok zijn. “Ze hebben een ander karakter”. Qua bouw zijn alle duiven op zijn hok hetzelfde. Opvallend uitspraak: “Er zijn weinig goede die schoon zijn”.

Gek genoeg liepen de druppels bij een van zijn supers niet weg.

Scheffel antwoordde dat zijn topdoffer Bentner groot en diep is maar wel bijzonder vitaal. Hij kreeg hem door duiven te ruilen en had direct in de gaten dat dit een bijzondere duif was. Echter dat hij zo goed zou worden en dominant qua stamvorming had Henk Scheffel zelf ook niet verwacht. “De kinderen van Bentner zijn kleiner maar zitten wel goed in elkaar”. Nog een opmerkelijke uitspraak: “niet alle goed gebouwde duiven zijn goede duiven”.

In het kweekhok van Breman zitten slechts bewezen vliegers. Dit helpt om een betere duif te kweken. Elke topduif zit  volgens Breman goed in elkaar maar er zijn veel goedgebouwde duiven die slecht zijn. Echte goede duiven zijn er volgens hem weinig.

Ogen theorie / keuring:

Gek genoeg kwam op deze vraag weinig response (of ik heb even zitten slapen).

Herbots gaf aan dat zelfs een blinde liefhebber een topper kan keuren. Die is namelijk zacht, goed in balans en gesloten. Daarnaast hecht hij aan een goed keel. D.w.z. dat de ademhaling ook rustig blijft bij stress. Hij kijkt niet naar kleur of tandjes in de keel.

One eye cold: wat is de oorzaak, licht of iets anders? Spelen of niet?

Herbots had hierover als dierenarts een uitgebreid antwoord.

“Je kunt ze wel spelen. Het doet weinig met de oriëntatie”. Er kunnen diversie oorzaken zijn. “Het kan van het licht komen. Zet ze in het donker en ze zijn genezen”.  Ook kan het komen door chlamydia, of door Herpes.  Als het komt door de chlamydia dan kun je ze druppelen met Lincomycin en spectinomycin (of iets dergelijks). Is het binnen een dag niet weg dan is er sprake van Herpes. Hiertegen kun je zalven of een paar dagen kuren met Soludex.

Het probleem bij Chlamydia is overigens een her-besmetting. Het virus blijft achter in het stof op het hok. Dit betekent na behandeling uitzuigen van  de hokken om het stof te verwijderen. Niet alleen in het hok maar ook de dakpannen.

Duiven die staren naar de zon kunnen ook last krijgen van one eye cold. Melkglas in het dak schuiven bij heftige zon inval is een oplossing en dit is vooral een aandachtspunt bij volières.

Wat te doen bij tegenspoed of een slechte periode op het hok tijdens de vluchten:

Derwa gaf aan dat hij deze periodes niet kent maar als hij ze zou kennen hij na een week of twee contact zou opnemen met een dierenarts.

Scheffel zoekt het dan in eerste instantie bij zich zelf of accepteert het gewoon want een mindere vlucht kan je altijd wel eens overkomen.

Breman is van het klassieke soort en is na een slechte vlucht direct “in paniek” en doet er alles aan (ook chemisch) om de duiven dan weer op het goede spoor te zetten.

Herbots accepteert dat het minder kan zijn door bijvoorbeeld externe factoren en houdt vast aan zijn systeem . methode.

Ten slotte een stichtelijker onderwerp als laatste vraag. Wat te doen aan de terugloop in de duivensport?

Breman denkt dat het tij niet meer te keren is. Het is een verschijnsel van deze tijd. Hierover had hij een prachtige uitspraak. “Er zijn meer bejaarden dan ooit maar ook de bejaardenkoren hebben geen leden”.

“De duivensport blijft bestaan maar wordt heel anders. Dit is mede afhankelijk van het bestuur maar dat is er nu niet. We zouden vluchtjes voor 65+ moeten organiseren, doordeweeks op woensdag. Lekker ouwehoeren en het gezellig maken”.

Derwa had een opmerkelijke oplossing. “We kunnen er niet veel aan doen, misschien de  voorbehoedsmiddelen afschaffen en de vluchtelingen duiven laten houden”.

Scheffel gaf aan dat het een probleem is waarvoor hij zo een twee drie geen oplossing wist. 

Herbots opperde de mogelijkheid om de jeugdleden gratis laten spelen. Duivensport is duur en dan helpt het als jeugdleden deze kosten niet hoeven dragen. De kunst is daarnaast dat ze goed begeleid worden. Gert-Jan Beute haakte hierop op in en gaf aan dat je er gewoon iets aan moet doen. Dat het dan wel leden oplevert en onderbouwde dit onder andere met het verhaal over de jeugdleden in zijn vereniging.

Hierna eindigde dit toch wel weer zeer interessante forum! De klok wees inmiddels al bijna 15:45 uur aan! Hoog tijd voor de aanwezigen om na het verloten van de geschonken prijzen (de opbrengst ging in zijn geheel naar het goede doel) terug te gaan naar alle windstreken van het land.

 

OP EIGEN HOK

Valt weinig tot niets te melden en omdat het andere deel al lang genoeg is laat ik het daarom hierbij.

Tot volgende week.

Michel Beekman