Er is een Amsterdammer doodgegaan

Er is een Amsterdammer doodgegaan

Zondag 26 maart 2023. Bovenstaande woorden hoorde ik één van de sprekers tijdens de uitvaartdienst van Arie van Dam zeggen, en aangezien ik mij reeds eerder had voorgenomen om de digitale pen weer op te pakken naar aanleiding van het overlijden van deze zeer markante persoonlijkheid uit de duivenwereld, besloot ik dat dit een passende kop was boven mijn schrijfsel.

Tijdens de uitvaart, die ik via een livestream bekeek, bekroop mijn namelijk het gevoel dat de duivenwereld Arie van Dam een beetje in de steek liet. Niet zozeer qua aanwezigheid van de “gewone liefhebbers”, want aan het einde van dienst zag ik vele bekende gezichten door het beeld schuiven, maar er ontbrak een spreker uit het bestuurlijke deel van het wereldje dat van Dam op zoveel fronten gediend had. Wellicht deed hij dat niet altijd naar een ieders tevredenheid en zal hij niet altijd op de beste voet gestaan hebben met menig bestuurder, het deed toch een beetje vreemd aan dat niemand het woord voerde op een wijze als de vertegenwoordiger van de worstelclub (van Dam’s andere passie) wel deed. Misschien stelde de familie er geen prijs op (al kan ik mij dat eigenlijk niet indenken) of hadden de bestuurders simpelweg geen tijd om naar Amsterdam af te reizen, het deed mij echter besluiten om na maanden van “winterrust” weer eens iets te schrijven. Namelijk mijn herinneringen aan de unieke persoon Arie van Dam.

Arie van Dam

De herinneringen aan Arie van Dam gaan al lang terug. Ik zal namelijk zo’n 10 jaar oud geweest zijn toen ik voor het eerst de naam “van Dam” hoorde. Ik vergezelde mijn vader regelmatig bij het afslaan in het oude clublokaal aan de Hartveldseweg in Diemen, en daar hoorde ik regelmatig de zin “welk vakje zal van Dam nu weer uit de hoge hoed toveren”.  Of woorden van gelijke strekking maar met een iets negatievere klank. Destijds had de Afdeling Amsterdam een bijzonder ingewikkelde wijze van snelheidsberekening waarbij de windrichting (enigszins) gecompenseerd werd. Hiertoe werd er na de vlucht (?) een compensatie gekozen voor de liefhebbers die nadeel van de wind hadden. Of was het juist omgedraaid? Dat wil zeggen dat de degenen die voordeel hadden aftrek kregen? Ik weet de details niet meer. Iets dat Arie van Dam zelf niet zo zijn overkomen. Hij bezat namelijk een fabelachtig geheugen. Arie van Dam was echter de bestuurder die (vermoedelijk samen met een paar anderen) in het zogenaamde bondslokaal aan de Linnaeusstraat bepaalde hoe de compensatie die betreffende vlucht uitviel. En u kunt het natuurlijk wel raden dat dit zelden tot een ieders tevredenheid was.

Een aantal jaren later kreeg Arie, zoals eenieder hem noemde, zijn kinderen incluis, voor mij een gezicht. Ik zag hem voor het eerst in levenden lijve bij het inkorven voor Nationaal St. Vincent. De nationale vlucht van uit St. Vincent werd destijds ook al ingekorfd in inkorfcentra en omdat mijn vader in een opwelling besloot zijn “79-570” in te korven togen mijn moeder en ik met een klein mandje naar P.V. Het Oosten. De vereniging van Arie van Dam en nog een aantal andere bekende namen zoals Cor Hageman, Jaap Raayen, Harry Lenaerts, Piet van Dongen senior, etc. In het zogenaamde onderstukje (kelder zou men tegenwoordig zeggen) aan de Linnaeusparkweg stonden de duivenmanden tot aan het plafond opgestapeld en duurde het inkorven oneindig lang. En het was daar dat ik Arie voor het eerst zag. Een niet eens zo grote, maar supersterke vent, die direct ontzag inboezemde. In mijn beleving was het destijds al een oudere man, maar terugrekenend moet hij een jaar of veertig geweest zijn. Wellicht iets ouder.

Het was de eerste van vele ontmoetingen die nog zouden gaan plaatsvinden. Eerst op feesten en tentoonstellingen en later in de vergaderzaal. In de jaren tachtig vergaderde de Afdeling Amsterdam driemaal per jaar in de kantine van de HES aan het raamplein (nabij het Leidseplein). Een locatie die voor zover ik weet gratis ter beschikking werd gesteld doordat duivenmelker Alex Zwikker, die er conciërge was (en zijn duiven op zolder van de hogeschool had, tenminste als ik het mij goed herinner). Het bijzondere aan deze vergaderingen was dat ze op zaterdagmorgen gehouden werden en soms wel tot ruim in de middag duurden. Voorzitter van de afdeling tijdens mij een bezoeken aan de vergaderingen was aanvankelijk Willem Wassenaar. Echter Arie van Dam volgde hem al spoedig op door vanuit de rol van tweede voorzitter door te schuiven. Tijdens de vergaderingen hadden van Dam en uw toen nog zeer jeugdige schrijver het regelmatig aan de stok. Waarbij gezegd moet worden dat Arie altijd een beetje in een spagaat zat. Als liefhebber uit “Oost” kende hij de problemen met lossingen en lossingsrichtingen voor de liefhebbers uit Oost, Diemen en Weesp maar al te goed, maar omdat het bestuur veelal bestond uit liefhebbers uit de Westelijke buitengebieden, “West” en “Noord” was het voor hem vaak schipperen geblazen tussen zijn eigen mening en bestuursbesluiten.

Al met al heeft Arie van Dam (naar mijn schatting) wel zo’n 50 jaar onderdeel uitgemaakt van het bestuur van de Afdeling Amsterdam (later District). Waarvan minstens dertig jaar als voorzitter. Wat toen ook al direct opviel was zijn enorme kennis van de sport, de reglementen, de historie en het historisch besef. Als een spreker refereerde aan een bijzondere gebeurtenis van jaren terug kon Arie die vaak weerleggen of onderschrijven. Gewoon uit het blote hoofd.

Daarnaast heeft Arie samen met andere gekende en langjarige bestuurders, zoals Piet Hesterman en Joop Meskes, een grote rol gespeeld in het bijzonder succesvolle financiële beleid van de toenmalige afdeling Amsterdam. Het wagenpark nieuw en tiptop in orde, de manden waren eigendom van de afdeling en de reserves waren ongekend groot. Het ging hem ook duidelijk aan het hart toen de Afdeling Amsterdam opging in de Afdeling Noord-Holland.

Arie van Dam nam overigens niet alleen de rol van voorzitter over van Willem Wassenaar, maar ook diens functie als concoursleider en losser. Een rol die autodidact Arie op het lijf geschreven was. Hij bezat veel kennis over het weer en de natuur en dit maakten zijn lossingen in de regel succesvol. Aanvankelijk loste hij alleen de Amsterdamse duiven. En hierbij kwam zijn sterke postuur en onverschrokken karakter, gecombineerd met een hoge mate van onverstoorbaarheid goed te pas. In die jaren waren velen van de Amsterdamse duivenliefhebbers nu niet bepaald fijnbesnaard. Als ze een lossing weleens minder goed uitpakte was het hek van de dam. Sociale media waren er toen nog niet, maar het ABC werd door de telefoon vaak achterstevoren opgezegd (om het netjes te verwoorden). Menigeen zou hieraan ten onder gegaan zijn, maar Arie van Dam niet. Hij haalde zijn schouders op en ging over tot de orde van de dag. Al bij al loste Arie meer dan 30 jaar de duiven. Eerst dus voor de Afdeling Amsterdam en later voor Noord-Holland, terwijl hij zich ook landelijk vlak liet gelden door een leidende rol in het IWB. Ook wel de meest ondankbare baan in de duivensport genoemd.

Toen de Afdeling Amsterdam ophield te bestaan, als gevolg van beleidsprogramma ”Vliegend naar 2000”, vervlakte de bestuurlijke rol van Arie. Hij nam voor zover ik mij kan herinneren nooit zitting in het bestuur van de nieuwe Afdeling Noord-Holland. Dit in tegenstelling tot hetgeen in het in memoriam in Op de Hoogte geschreven werd.

Veel Noord-Hollanders hadden het destijds namelijk niet zo op die eigenwijze Amsterdammer. Amsterdammers waren bij veel Noord-Hollanders überhaupt niet populair, maar Amsterdammers die vaak gelijk hadden, helemaal niet. En Arie had vaak gelijk, maar hij kreeg het vervolgens vaak niet. Ik stond vaak voor of achter hem bij de interruptiemicrofoon en vaak voelden we ons een roepende in de woestijn.

Overigens was van Dam niet alleen bestuurder in de zin van organisator. Hij was ook een PR-man bij uitstek. Zo vond ik nog een leuk artikel uit het NRC met Arie in de hoofdrol. Echter in een grijs verleden was van Dam ook een graag geziene, of beter gehoorde gast bij Radio Noord-Holland (en voorheen Stad Radio Amsterdam). Zodra er iets qua duiven zaken geduid diende te worden werd contact gezocht met de olieboer uit de Blassiustraat uit Amsterdam Oost. Met zijn gekende stemgeluid en met zijn bijzonder vocabulaire beantwoordde hij geduldig iedere vraag.

Niet alleen bij incidentele zaken was Arie te horen op de lokale zenders. Vele jaren luisterden de meeste Amsterdamse duivenmelkers op zaterdag in het seizoen om 18:55 uur kort naar Stad Radio Amsterdam. In de show van Adri Heijt meldde van Dam dan de eerste liefhebber van iedere vereniging en de vroegste duiven van het concours. Het was altijd een race tegen de klok want de spreektijd was altijd net even tekort omdat het nationale nieuwsbulletin om exact 7 uur werd ingestart. Echter in een tijd zonder mobiele telefoons en laat staan internet was het één van de weinige manieren om te weten te komen hoe vroeg (of laat) je gedraaid had. Ditzelfde gold voor de uitslagen in de krant. Het inmiddels ter ziele “Het Nieuws van de Dag” (Het Amsterdamse broertje van De Telegraaf) en “Het Parool” vermelden op maandag altijd de winnaars per vereniging in hun sportbijlage. En u raadt het al, vele jaren was het Arie van Dam die de berichtgeving op zich nam.

Zo was van Dam een beetje de Haarlemmer Olie van de Amsterdamse duivensport. Zo bracht hij ook vele maar dan ook zeer vele jaren wekelijks de manden terug naar de vereniging. In de tijd dat de duivensport nog bloeide hadden de vereniging namelijk geen dubbele set manden, zoals nu gebruikelijk is. Er werden door veel meer liefhebbers veel meer duiven ingekorfd en dit betekende dat de manden voor de eerstvolgende inkorving terug moesten zijn bij de verenigingen. En ook dit was een taak die Arie dus op zich nam. Een taak die hij meer dan prima uitvoerde, de ‘grote oliewagen” werd volgeladen en huppakee, gaan met die banaan. Op sommige dagen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Voor oermens van Dam was dit geen probleem.

Op een dag ervoeren we een ander talent van Arie van Dam, namelijk die als schrijver annex duivenhistoricus. Op de teruggebrachte manden lag namelijk een gestencild artikel over de Amsterdamse duivensport. Iets dat zich vervolgens een aanzienlijk aantal weken herhaalde. Ook hier zijn de details van mijn persoonlijke harde schijf gewist, maar de artikelen verhaalden in perfect Nederlands over de grootheden uit de Amsterdamse Duivensport. Ik hoop eigenlijk dat deze artikelen op de één of andere wijze voor het nageslacht behouden zijn gebleven. Het zou namelijk zeer de moeite waard zijn deze nog eens, maar dan op een groter podium, te publiceren.

Door mijn verhuizing van Diemen (Oost) naar Aalsmeer (Zuidwest) veranderde mijn relatie met Arie van Dam een beetje. Hij heeft het nooit zo duidelijk tegen mij gezegd, maar ik had altijd een beetje de indruk dat hij en zijn zoon Barry soms stiekem een beetje voor mij supporterden. Een aanvankelijk jonge liefhebber uit Oost die verhuisde naar het hol van de leeuw om te proberen de “grote” mannen uit West en Groenstrook de broek af te doen. De “van Dam-men” leken het wel mooi te vinden. Tijdens de jaarlijkse kampioenenhuldiging van het District liet Arie dat tussen de regels door dan ook zijn waardering wel blijken.

Hij was daarbij nooit afgunstig op de mooie resultaten die ik wist op te tekenen (zoals een behoorlijk aantal anderen wel was), en meldde vrijwel altijd hetzelfde als ik weer eens kort achter de absolute vedettes geëindigd was. “Eens zal het lukken”! En het lukte uiteindelijk ook in het laatste jaar. Nog altijd vind ik het jammer dat ik dat jaar zelf niet bij de huldiging aanwezig kon zijn en zijn woorden zelf kon horen.

Recentelijk nog sprak mijn vader tijdens een bezoek aan de tentoonstelling van PV Insulindepost met het fenomeen uit Amsterdam Oost. Hij was wel een beetje ouder geworden, zo meldde mijn vader mij tijdens onze wekelijkse Skype sessie. Echter voor de rest was hij niets veranderd, aldus mijn vader. Ik kreeg ook nog de groeten. U zult begrijpen dat ik vorige week dan ook een beetje onthutst was toen het bericht van zijn overlijden mij bereikte. Na een kort ziekbed was Arie op 83-jarige leeftijd overleden. De duivensport verloor een bestuurlijk en organisatorisch icoon. Een bijzondere man is niet meer ….

Michel Beekman, Sungai Buloh.