Grote liefhebbers pesten

Grote liefhebbers pesten

Zondag 5 januari 2014. Buiten is het momenteel gewoon voorjaar. De zomerjongen rossen door de lucht en ik las zojuist op internet dat er al mensen zijn die last hebben van hooikoorts omdat een aantal bomen al aan het uitlopen is. Het moet eigenlijk niet gekker worden, hooikoorts in januari.

De winterkwekers onder ons treffen het buitengewoon goed dit jaar. Het is namelijk prima toeven op de hokken. Wellicht zijn de hokken wat vochtiger dan anders maar je kunt ook niet alles hebben. Ik ben benieuwd wanneer de winter omslaat. Het kan toch niet zo blijven tot maart.

Het is overigens wel weer snel maart, nog 13 weken en dan hebben we de laatste oefenvlucht er weer op zitten. Tenminste dat denk ik want formeel is er nog geen vliegprogramma bekend. Een beetje laat als je het mij vraagt. Komende vrijdag zal hierover meer duidelijk worden. De afdeling Noord Holland houdt dan haar najaarsvergadering. Een vergadering die normaal in oktober plaatsvindt maar nu verplaatst is naar januari. Reden, het willen volgen van de ontwikkelingen binnen de NPO.

Deze ontwikkelingen volgt het bestuur overigens wel zeer trouw op. Het aantal oude duiven dat telt voor de punten wil men terugschroeven naar 20 en het aantal junioren dat telt naar 30. Gelijk aan de NPO. Ook voor alle kampioenschappen wil men volgens mij de NPO puntentelling gaan volgen, als ik het goed begrepen heb tenminste.

vergaderen

“Grote liefhebber pesten” noem ik bovengenoemd beleid steevast tijdens discussies over dit onderwerp. Immers het zijn de grote liefhebbers die week in week uit mee doen, de kleine liefhebbers halen vrijwel nooit de eindstreep van een onderdeel laat staan de laatste vlucht van de Midfond of de Dagfond dus waarom het aantal duiven beperken.

Daarnaast heeft het beperken van de aantallen duiven die tellen voor de onaangewezen punten geen wezenlijke verandering gebracht in de kampioenen. Dit zijn de twee jaar dat de maatregel geldt nog altijd de qua aantal gemiddeld grootste liefhebbers. Het enige waarin het verandering heeft gebracht is het aantal duiven dat ingemand wordt. Veel grote liefhebbers die voor de kampioenschappen spelen beperken zich, vooral in de tweede helft van het oude duivenseizoen, tot het maximum  aantal duiven dat voor de punten telt. Ze spelen dan alleen nog de duiven die goed lopen. Het gevolg hiervan is dat de concoursen nog sneller afgelopen zijn. Iets waar de gemiddelde (kleine) liefhebber helemaal niet mee gebaat is. Ook gaan de punten dan onevenredig snel af.

Een andere groep, een groep waartoe ik zelf behoor, staat niet meer stil bij de beperking van het aantal duiven dat voor de punten telt. Zij korven gewoon alle duiven in die men wil spelen. Of dit er nu 20 of 25 of meer zijn. Het maakt ze niet uit. Het gaat ze om de uitslag. Een mooie kettinguitslag geniet nog steeds veel waardering en deze kan natuurlijk ook gewoon gemaakt worden met de 34e, 45e en 57e getekende voorop.

Met een schuin oog kijkt men dan nog naar de punten. Als het de eerste weken niet te erg mis gaat met het op tijd pakken van een duif van de bovenste 20 of 25 gaat men er vervolgens wat meer op letten. Het wordt als het ware een  extra aangetekend kampioenschap. Niet met 3 of 5 duiven maar met 20 of 25.

Afgelopen jaar volgde ik het laatst genoemde ‘systeem’ . Het gaf weinig stress en door de opkomst van een groepje vaste (oude) duivinnen haalde ik aangewezen ook heel veel punten. Zoveel punten dat ik, zonder het probleem met het D-bestand, in rayon en district de aangewezen generale titel voor mij zou hebben opgeëist (en dat met een oude duivenbestand van 145 duiven bij de start van het seizoen).

Hierin zit dan ook de crux. Het gaat bij het behalen van kampioenschappen om goede en vaste duiven. Zij bepalen of een liefhebber kampioen wordt. Groot of klein! Het gaat om een paar goede duiven die het mooie weer maken om kampioenschappen te behalen. Aan deze goede duiven wordt door de liefhebber in kwestie hard gewerkt.  Dit is waar duivensport omdraait en hier verandert een jaarlijks wisselend beleid achter de bestuurstafel niets aan.

 

OP EIGEN HOK

Tref ik de voorbereiding voor de kweek. Als mijn werk het toelaat neem ik vrijdag 17 januari en maandag 21 januari vrij om alle duiven te koppelen.  Vandaag had ik om deze reden de zogenaamde kweekduiven  in mijn handen. Ik schreef ze op zodat ik de komende twee weken eens na kan denken over de koppelingen. Ik heb de laatste jaren veel nieuwe aanwinsten en dan is het koppelen geen abc-tje. Vroeger wist ik alle afstammingen  van mijn stam met klakduiven uit mijn hoofd. Niet zo moeilijk want er kwam weinig nieuw bloed bij. Sinds ik echter ben toegetreden tot het legioen der kruisers moet ik mij meer verdiepen in de koppels die ik maak. Of beter gezegd in de afstamming van beide partners.

Ook het type duif moet ik nu meer op elkaar afstemmen.  Kortom er komt nog meer geluk bij om een goed koppel samen te stellen. Nu is geluk wat mij betreft de beslissende factor om goede duiven te kweken. Er worden jaarlijks tienduizenden koppels gevormd uit de best mogelijke duiven maar het aantal toppers dat hieruit geboren wordt is toch altijd gering. Hopelijk lukt mij dit komend jaar. Afwachten maar weer!

Tot volgende week!

Michel Beekman