Zomaar een week met daarnaast een aantal vragen van lezers

Zomaar een week met daarnaast een aantal vragen van lezers

Zondag 21 juni 2020. Er zijn van die weken die gewoon voorbijgaan zonder al te veel bijzonderheden. De afgelopen week was zo’n week. Zowel hier in Maleisië als in de duivenwereld gebeurde er feitelijk niets bijzonders. Weinig gebeurtenissen om over te schrijven. Hetgeen op zich een goed teken is. Geen nieuws betekent in deze ook goed nieuws.

Gelukkig voor een weekstukken schrijver als ik zijn er echter altijd nog lezers die vragen stellen en/of onderwerpen aandragen.

Zo schreef een lezer mij in een bericht over de toenemende verschillen tussen de professionele spelers en de hobbyisten/amateurs. Vooral in de provincie Zuid-Holland springt dit momenteel in het oog. Of is het wederom. De geschiedenis herhaalt zich namelijk en het is voor mij eigenlijk de vraag wie nu eigenlijk het probleem vormen.

Veel als hobbyisten aangemerkte liefhebbers spelen namelijk qua tijdsbesteding ook op een professioneel niveau. Gezien de leeftijd zijn velen namelijk in staat om vrijwel de hele dag aan hun duiven te besteden maar toch worden ze door een aantal gekende hokken op een hoop gevlogen.

Er moet dus meer zijn dan alleen de factor tijd. Mijns inziens wordt het verschil ook veroorzaakt door een rijkere hoeveelheid talent bij de melker maar vooral bij de duiven. Dit laatste versterkt zich door de jaren heen doordat de bloedlijnen op de echte tophokken sterker zijn en worden. De jaarlijkse selectie op hoog niveau brengt deze kwaliteit alleen maar ophoog. Goede of topduiven komen veelal uit goede duiven of tenminste uit de lijnen waarin zich meerdere toppers bevinden.

Ik weet nog goed dat ik de voor de eerste keer een aantal jonge duiven bij mijn vriend Willem in Reeuwijk mocht ophalen. Het was in het voorjaar van 2013. Ik mocht er twee kiezen uit een mandje en had geen idee welke. Ik herinner mij nog goed de woorden die ik toen sprak. “Willem het maakt niet uit welke ik pak. Alle duiven in dit mandje zijn van betere komaf dan alle andere duiven op mijn hok”. Een blik op de stambomen bevestigde dit alleen maar. Ouders of grootouders waren bijna in alle gevallen Asduif. Op zijn minst in de CC maar veelal op provinciaal en nationaal niveau.

Ik koos er dus uiteindelijk twee. De mooiste van de twee, een blauw duivinnetje, was ik op de eerste vlucht direct kwijt. Het tweede jong, een donkere kras doffer, ontpopte zich als jong direct tot een meer dan verdienstelijk vlieger. Na het behalen van een aantal normale prijzen klasseerde hij zich als 2e snelste op de Navlucht vanuit Wolvertem. Op afdelingsniveau. Geklopt door een hokgenoot die net even sneller viel. Na zijn geboortejaar werd deze doffer nooit meer gespeeld. Ik koppelde hem aan Femi (mijn topduivin van het seizoen 2013) en samen gaven ze een aantal meer dan bruikbare duiven.

Ook bij andere liefhebbers deed ik vergelijkbare ervaringen op. Duiven direct uit hun topduiven brachten mij op een hoger niveau. Zo kreeg ik in 2009 bijvoorbeeld twee eieren van sportvriend Cor. Uit zijn beroemde “20” (broer van de nog bekendere “19”). Deze 20 vloog, uit mijn hoofd, drie eersten in groot verband en zijn kinderen vererfden deze eigenschap makkelijk door. Uit een dochter (maal een rechtstreekse Schaerlaeckens doffer uit de 230 lijn) kweekte ik Delicia en uit een zoon (maal een ingeteelde Dirk van Dijck duif via de Gebroeders Fanger) kweekte ik Femi. Behalve Gini had ik nooit betere duiven op mijn hok.

Sindsdien is mijn conclusie dan ook duidelijk. De profs (of sommige superspelers die gewoon nog werken) die de vluchten overheersen hebben simpelweg hun zaakjes beter op orde. Voldoende tijd, een goede ligging, een goed hok, een vast systeem maar vooral betere duiven.

Dat zulke liefhebbers voor de sport en vooral de liefhebbers in hun directe nabijheid vervolgens wel kopzorgen opleveren is niet minder waar. Echter wat hieraan te doen valt? Ik zou het niet weten. Ik las dat het nieuwe NPO-bestuur het punt “eerlijk spel” ook weer op hun agenda geplaatst heeft. Het maakt mij op voorhand al nieuwsgierig.

Een andere lezer, uit het Noorden van het land, bracht mij een ander heikel punt aan. De afstandsverschillen tussen de liefhebbers in een bepaalde afdeling.

Na wat huiswerk deze morgen, kwam ik tot de volgende verschillen in de kortste en langste afstand, per afdeling. Voor de goede orde, deze verschillen zijn gebaseerd op de liefhebbers in de uitslagen van 20 juni. Indien er liefhebbers op een kortere of langere afstand niet mee hebben gedaan dan kan het verschil nog iets groter zijn. Ook keek ik per afdeling grofweg naar de afstanden binnen de eerste 500 duiven.

Zeeland: 55 km

Brabant 2000: 65 km

Oost-Brabant: 65 km

Limburg: 80 km

Zuid-Holland: 80 km

Noord-Holland: 75 km

Midden-Nederland: 70 km

GOU: 100 km

Oost-Nederland: 90 km

Noordoost-Nederland: 105 km

Friesland: 105 km

Het valt op dat vooral in het Oosten en Noorden van het land de afstanden tussen de kortste en langste afstand een stuk groter zijn dan in het Zuiden. Een goede verklaring hiervoor kan ik zo één twee drie niet bedenken. Wellicht hadden de afdelingen in het Zuiden van oudsher meer leden waardoor men deze afdelingen bij de laatste indeling compacter kon houden. Wellicht dat bestuurders uit het tijdperk van “vliegend naar 2000” nog eens kunnen uitleggen waarom destijds voor de huidige afdelingsgrenzen gekozen werd.

Een en ander neemt niet weg dat de verschillen aanzienlijk zijn en de sport er zeker niet eerlijker op maken. Als een duif in Noordoost-Nederland op de voorhand al gevallen is moet zijn concurrent uit de overvlucht naar het hoge Noorden nog een kleine Vitessevlucht vliegen. Het hoeft geen uitleg dat dit behalve bij oplopende rugwind een groot nadeel is. Ook hier is dus de vraag “hoe dit oplossen”? Of misschien zelfs beter, “valt dit nog op te lossen”? Ook het antwoord hierop moet ik schuldig blijven. Een nieuwe indeling van de vlieggebieden is namelijk geen sinecure. Wellicht heeft het nieuwe bestuur ook hier ideeën over.

Tenslotte ontvang ik met regelmaat vragen over de verzorging van duiven. Vooral over de verzorging van duivinnen. In vrijwel alle gevallen is de melker onzeker over de vorm en de conditie omdat de resultaten niet naar wens zijn. Iets dat natuurlijk heel herkenbaar is. Iedere melker hoe hard deze ook speelt is bij tijd en wijle onzeker. Vooral als de resultaten niet overeenkomen met de verwachtingen.

Ik kan mij nog goed een gebeurtenis uit 1992 herinneren. Ik had de jaren ervoor eieren gekocht bij Cor Buis senior in Aalsmeer. Cor senior was een superkampioen die in die jaren al kettinguitslagen maakte. Uitslagen zoals je tegenwoordig heel vaak ziet waren toen door de veel grotere concurrentie en de gemiddeld kleinere deelname per liefhebber zo goed als onmogelijk. Echter in 1992 liep het bij Buis niet zoals hij gewend was en tot mijn verbazing vroeg hij mij na enkele weken in het vliegseizoen “hoe voer jij je doffers”? Alsof Louis van Gaal destijds Simon Kistemaker een vraag zou stellen hoe hij Ajax zou moeten laten spelen.

Zelf was ik ook vaak onzeker over de vorm van mijn duiven. Meestal liep het de eerste vier tot vijf vluchten niet slecht maar stond ik altijd in de schaduw van mijn directe concurrenten. Op de één of ander manier lukte het mij zelden om uit de startblokken te knallen. Echter in plaats van vertrouwen te hebben dat het goed kwam (zoals vrijwel ieder jaar) bewandelde ik altijd hetzelfde pad. Ik vroeg direct na de vierde of vijfde vlucht aan mijn clubgenoot Henk om de duiven even na te kijken. Altijd direct na de vlucht en nooit vond hij iets. Dit stelde mij dan voor een week gerust.

Echter de zaterdag erop viel de uitslag bijna altijd weer een beetje tegen.  Vaak kuurde ik dan blind tegen Het Geel. Middels een capsule. Toevallig of niet, meestal verbeterden de resultaten en bleef ik zo ongeveer tot het einde van het oude duivenseizoen van de geelpillen af.

De moraal van dit verhaal iedereen is onzeker.

Niet onzeker waren de winnaars van de vluchten van gisteren. De eerste Midfondvlucht stond in alle afdelingen op het programma. Onder invloed van de zwakke Zuidwestelijke wind werden het prachtige vlot verlopende vluchten. Met vrijwel overal in het land gekende kampioenen voorop.

In mijn afdeling was dit niet anders. De eerste in afdelingsverband viel in Kudelstaart bij Gerard van den Bergen. Gerard is vrijwel ieder jaar goed voor een afdelingsoverwinning. Echter ook in de andere Kringen grote namen voorop.

Kring 1: Udo – Duijn, Heiloo – 1475 mpm

Kring 2: Comb. Geutskens, Purmerend – 1486 mpm

Kring 3: Tervoort-Hasert, Haarlem – 1469 mpm

Kring 4: Gerard van den Bergen, Kudelstaart – 1493 mpm

Kring 5: Cees van Lammeren, Bovenkerk – 1492 mpm

Ook kende de vlucht vrijwel geen verliezen dus iedereen kan zich komende week zonder zorgen opmaken voor de tweede Midfondvlucht van het jaar.

shutterstock_705529390

OP EIGEN HONK:

Is het ook deze week nog pappen en nathouden. We hebben wel voor de eerste keer in maanden een hapje buiten de deur gegeten. Na gisteren de vette bek nog in de auto geconsumeerd te hebben, aten we vandaag als lunch een broodje in een uitgestorven restaurantje in één van de grote winkelcentra. In de 45 minuten die we binnen waren zagen we drie andere klanten. De uitbaters moeten diepe zakken hebben want er stond wel drie man personeel.

Ook de rest van het grote winkelcentrum was zo goed als leeg. Niet zo vreemd want de parkeergelegenheid was teruggebracht tot minder dan 50%. Ondanks dat er weinig mensen waren viel het daarom nog niet mee een parkeerplaats te vinden. Het was echter een kwestie van doorzoeken en doorbijten want dochterlief moest materiaal kopen om haar kunstprojecten voor school te kunnen voortzetten.

Om binnen te komen nog altijd hetzelfde patroon. Scannen bij de deur en je temperatuur invullen en je telefoonnummer achterlaten. Een procedure die bij iedere winkel herhaald werd.

Overigens gaat komende week de school weer open. Met social distancing in school en in de schoolbus ernaartoe. Ik ben benieuwd hoe het gaat. Heel bezorgt ben ik er op dit moment niet over want in tegenstelling tot in vele andere delen van de wereld blijft het aantal nieuwe gevallen hier tot op heden zeer beperkt. Meestal niet meer dan 10 gevallen per dag.

Hopelijk blijft dit nog even zo want aan de reeds geplande vakantie zijn inmiddels nog twee overnachtingen geplakt. De trip naar dat deel van de Oostkust (ter hoogte van Perhentian Islands) is dusdanig lang (zeven tot acht uur) dat we een dagje eerder aanrijden en na terugkomst van het eiland nog een dag je in de regio blijven voordat we naar KL terugrijden.

Nog een kleine zes weken te gaan, (af)wachten dus nog.

Tot een volgende weekstuk,

Groet,

Michel